Chris van Abkoude – Kruimeltje (1e recensie)

boekomslag Chris van Abkoude - Kruimeltje

In de decemberkou sjokt ‘s avonds laat een kleine jongen met zijn handen in zijn zakken door de sneeuw. Het is Kruimeltje, die door vrouw Koster, de vrouw bij wie zijn moeder hem als baby heeft achtergelaten, weer de straat op is gestuurd. Hij mag pas terugkomen als hij wat geld heeft verdiend om zijn kost en inwoning te betalen. Eenzaam loopt Kruimeltje door de straten van Rotterdam. Op een avond vindt Kruimeltje een hond. Moor, net zo’n verschoppeling als hijzelf. De twee worden onafscheidelijke vrienden.

kno meer info over boek

Over het verhaal

‘D’r uit en geen praatjes!”
“Geef me ‘n krentebol,” smeekte het jongetje.
Woedend stoof de dikke bakker op hem af en zou zeker de daad bij het woord gevoegd hebben, als niet een goedhartige juffrouw tussenbeide gekomen was.
“Geef de stumper maar een krentenbol, bakker, ik zal ‘t wel betalen.”
De bakker keek haar verbaasd aan, scheen zich toen te bezinnen.
“Niet nodig,” zei , “voor ditmaal zal ik hem er een geven, maar warme krentenbollen worden niet voor dat soort gebakken.”
En met deze woorden wierp hij het jongetje een der bollen toe. Als een havik vloog de knaap er op aan en verliet de winkel. (blz. 5)

Kruimeltje is een weesjongen, hij heeft geen vader en moeder. Hij woont bij vrouw Koster. Kruimeltje leeft voornamelijk op straat. Daar heeft hij zijn vriendjes en samen vermaken ze zich goed.

Kruimeltje voorop, Keesje met de armen om hem heen, schoven ze de hellende straat af, waarschuwend gillend tot de voorbijgangers die haastig uit de weg sprongen. Sneller en sneller ging het omlaag, naarmate de helling sterker werd en ten slotte vloog het sleetje met de twee jongens naar beneden.
Ze gierden en schreeuwden: “Héééé… uit de weg… Héééé!!” Hoe ze nog zonder ongelukken door de mensen heenschoten, was een raadsel. Maar tenslotte vloog de slee met zulk een vaart in de richting van een politie-agent, die op de hoek van de eerste zijstraat stond, dat een botsing niet te vermijden was. Ze durfden niet meer te schreeuwen, de angst kneep hun keel toe, terwijl de slee in razende vaart lijnrecht op de agent toevloog. (blz. 7)

Vrouw Koster is geen aardige vrouw en Kruimeltje ontloopt haar graag. Hij gaat alleen naar huis om te eten en te slapen. Maar eten krijgt hij niet altijd…

“Waar kom jij vandaan…? waar heb je gezeten…?” voegde de vrouw des huizes hem op scherpe toon toe.
“Op straat,” zei Kruimeltje, “waar anders zou ik zitten?”
“Ja, zeg dat wel, waar anders zou je zitten? Waarom verdien je niet een paar centen?”
“Je kan niet bedelen op straat, de agente snappen je…”
“Ach wat… as je maar pienter ben… je kan nog genoeg ophale… maar jij bent lui… Klein scharminkel, dat je bent.”
“ ‘k Heb honger en ‘k wil naar bed.”
“Ja, natuurlijk, honger en slaap is alles, wat jij thuis brengt. Niks daarvan, het zal uitwezen met jouw herenleventje, eerst cente thuisbrenge en dan kan je ete en slape. Wie denk je, dat je ben? Een niksnutter ben je, een niemand… als ik geweten had, dat je moeder niks meer van zich zou laten horen, had ik je nooit in huis genome…”“Kan ik het helpen?” zei Kruimeltje, die dat verhaal al ontelbare malen had aangehoord.
“Je kan er zoveel aan helpen,” vervolgde mevrouw Koster, “dat je tenminste wat geld ken thuisbrenge en je eige kost ophale…”
“ ‘k Wil slape,” zei Kruimeltje, zonder verder op die bewering in te gaan.
“D’r is hier niks meer voor je te slape of te ete… eerst wat cente thuisbrenge… het is zaterdagavond… je hebt goed kans op een paar stuivers… Wat heb je daar in je zak… geef hier…”
“Nee, dat geef ik niet,” schreeuwde Kruimeltje, “dat is een krentebol, die ik van de bakker gekregen heb.”
“Geef dan dadelijk hier,” gilde het wijf, “die lusten we hier ook wel en jij kan wel weer nieuw halen…”
Ze rukte de bol uit Kruimeltjes hand en begon hem smakelijk op te eten. (blz. 8)

Kruimeltje gaat de straat maar weer op. Het sneeuwt buiten en de sneeuwlaag wordt steeds dikker. Hij gaat op zoek naar een plek om vannacht te slapen. Gelukkig weet hij wel een goed plekje.

Kruimeltje, met de handen in de zakken, slenterde straat in, straat uit. Hij wist ergens in een steeg een kist met hooi, onder de luifel van een ouderwets winkeltje. Hij had er al meer dan eens de nacht doorgebracht als vrouw Koster hem niet in huis wilde laten, maar toen was het ook niet zo koud geweest. Kruimeltje had de plek gauw gevonden… de kist was er nog. Het was een donkere hoek, de sneeuw was er hoog in opgewaaid en Kruimeltje zakte er tot aan z’n knieen in. Maar vanbinnen was de kist droog. Hij schudde de sneeuw van zich af, voor hij erin ging, wilde het hooi niet natmaken. Toen kroop hij in de kist en voelde, dat hij op een bundel stapte. Een zacht gejank klonk tot hem op en tastend met de handen merkte hij, dat er een hond in de kist lag te slapen.
Het dier ontwaakte en kreunde zachtjes.
“Stil maar, ouwe jongen,” zei Kruimeltje, “wees maar niet bang, dat ik je weg zal jagen… Ik kom maar een beetje bij je liggen, dan zullen we mekaar warmen, hè? Hebben ze jou ook de straat opgestuurd? Heb je ook zo’n honger als ik? Schuif een eindje om, zeg, d’r is best plaats voor twee. Jij bent ook niet zo groot, net zo min als ik. Daarom noemen ze me Kruimeltje, zie je? Sjonge, wat ben jij lekker warm… en wat is dat hier? ‘n Stuk brood lijkt het wel… lust jij dat niet? Wel, dan zal ik het maar opeten, ouwe jongen… je hebt het zeker voor mij bewaard, hè?”
De hond bromde zachtjes, alsof hij zeggen wilde: “Hou nou op met je geklets en ga slapen.”Kruimeltje verslond het stuk brood, dat de hond had overgelaten, sloeg zijn arm om het dier, legde zijn hoofd op het warme lichaam en was weldra in slaap gevallen. (blz. 11)

Kruimeltje heeft nieuwe vrienden gemaakt. Als eerste Moor, de hond waar hij lekker tegenaan heeft liggen slapen. Vanaf nu zijn ze onafscheidelijk. Daarnaast is hij vrienden geworden met Wilkes. Wilkes is de eigenaar van het winkeltje waar Kruimeltje en Moor in de kist lagen te slapen. Kruimeltje en Moor mogen bij Wilkes in huis slapen, als het nodig is. Een paar dagen later gaat Vrouw Koster onverwachts dood. Ze is van de keldertrap gevallen. Kruimeltje en Moor gaan bij Wilkes wonen. Kruimeltje heeft van vrouw Koster, vlak voordat ze doodging, een envelop gekregen. Hier zit een medaillon in, met daarin twee foto’s: van zijn vader en van zijn moeder. De vader van Kruimeltje blijkt een oude vriend van Wilkes te zijn. Samen met Harry is Wilkes in Amerika op zoek gegaan naar goud. Hij vertelt dit verhaal aan Kruimeltje.

Harry en ik gingen naar onze kamer terug en meenden, dat men ons nu wel met rust zou laten. We gingen slapen en Harry bewaarde zijn goudkorrels onder zijn hoofdkussen. Toen zei hij: “Wel te rusten, maat,” en dat is het laatste, wat ik van hem gehoord of gezien heb. De volgende morgen was hij verdwenen. Eerst dacht ik, dat Harry wat vroeger opgestaan was en ik hem straks wel weer zien zou, maar de hotelhouder vertelde mij, dat hij al vroeg vertrokken was en orders gegeven had, om mij niet te wekken. Ik wachtte en wachtte… maar wie er ook verscheen… geen Harry. Toen begon ik ongerust te worden en ging naar het gebouw van de Bank, waar hij van plan was ons goud te deponeren. Maar niemand had hem daar gezien, geen mens die hem kende. Ik wist in het eerst niet, wat ik doen moest… als een wanhopige doorliep ik de hele stad, zoekend en vragend naar mijn beste vriend, maar alles was vergeefs (blz. 38)

Wilkes wil graag terug naar Amerika, om op zoek te gaan naar Harry, de vader van Kruimeltje. Eerst zorgt hij ervoor dat Kruimeltje naar school gaat. Als Wilkes naar Amerika is woont Kruimeltje tijdelijk in een weeshuis. Het kost moeite om de mensen van het weeshuis te overtuigen dat Kruimeltje en Moor niet van elkaar geschieden mogen worden. Moor mag in de tuin van het weeshuis slapen.

“Zo ouwe jongen, nou kan je lekker slapen hier. Baas Wilkes is Vader gaan zoeken en als-die ‘m vindt krijg je een gouwen halsband met je naam erop en dan gaan we wonen in een mooi huis, net als bij baassie Wilkes, weet je wel? Nog veel groter huis met een fonograaf en een pianola en een hoop gouwe stoele en krijg je ‘n kamertje, niet ‘n hok, ‘n kamertje met een hondebedje en grote borden vlees en beentjes en dan koop ik elke week een pond chocola voor je, mag je alleen opeten. Nu zoet zijn, hoor, anders komt die brombeer van een Vader en geeft je een schop. As-tie dat doet, bijt je ‘m maar in z’n hand, komplementen van mij, dag, hoor.” (blz. 111)

Zal Wilkes de vader van Kruimeltje vinden? Komt Wilkes snel weer terug naar Nederland? Zullen Kruimeltje en Moor altijd bij elkaar blijven? Zal Kruimeltje goed zijn best blijven doen op school?


Voorleesfragment

Bij dit boek is een voorleesfragment gemaakt. Klik op het plaatje hieronder om het begin van het boek te horen.
Of klik hier om naar mijn YouTube-kanaal te gaan.

Mening over het boek

Recensie van Ikvindlezenleuk (Mathilde) (ouder dan 18 jaar)
Heb je het boek uitgelezen?
Ja
Wat vind je van het boek?
★★★★☆ – goed
Waarom heb je dit boek uitgekozen om te lezen?
Een andere boekblogger, Sandra, had het idee om in augustus alleen maar klassieke boeken (oude boeken waar iedereen van gehoord heeft) te gaan lezen. Het leek mij toen een leuk idee om dit boek weer eens te gaan lezen. Ik heb dit boek al sinds ik een jaar of 10 ben…
Welke steekwoorden passen bij het boek?
Zielig, verrassend, grappig, spannend
Hoe kom je aan het boek?
Ik heb dit boek gekregen met Sinterklaas toen ik een jaar of 10 was. Dat was in 1982 ofzo
Zitten er plaatjes (illustraties) in het boek?
Aan het begin van het boek staat 1 illustratie
Waarvoor worden de plaatjes gebruikt?
Om iets uit het verhaal duidelijker te maken
Wat vind je leuk aan het boek? Je kunt bijvoorbeeld een leuk stukje uit het boek overtypen
hierboven staan leuke stukjes
Is er iemand uit het boek die je in het echt zou willen ontmoeten? Wat zou je dan samen gaan doen?
Ik zou Kruimeltje willen ontmoeten en ik zou het leuk vinden als hij zijn favoriete plekjes in Rotterdam laat zien
Wil je nog iets anders vertellen over het boek?
Net als vroeger zat ik aan het einde van het boek met tranen in mijn ogen. Er zitten heel veel toevalligheden in het verhaal, zoals Wilkes die de vader van Kruimeltje van vroeger kent. Ook wordt duidelijk aangegeven hoe ‘goede’ kinderen zich moeten gedragen. Ik vind het leuk dat ik het nog steeds een goed verhaal vindt
Is het boek moeilijk of gemakkelijk om te lezen?
Moeilijk
Zitten er moeilijke woorden in het boek?
ja
Kun je een voorbeeld geven van moeilijke woorden? Wat heb je gedaan toen je deze woorden tegenkwam?
Het is goed te merken dat dit boek al in 1923 is geschreven. Zinnen zijn erg ouderwets en er staan veel woorden die we niet meer gebruiken. Ik zal een paar moeilijke woorden noemen, zoals goedhartig, stumper, komenijswinkel. Dit laatste woord ken ik ook niet en ik heb het opgezocht op internet. Het is een winkeltje waar je eten kunt kopen, waar iemand je helpt en je niet zoals in de supermarkt zelf je boodschappen mag pakken
Wil je het boek nog een keer lezen?
Ja, ik wil het boek nog een keer lezen
Aan wie zou je dit boek aanraden? (bijvoorbeeld kinderen van jouw leeftijd, jonger, ouder, jongens, meisjes)
Aan kinderen vanaf 10 jaar, die het leuk vinden om zo’n oud boek te lezen. Er zitten wel veel moeilijke woorden in, dus het is wel handig als er iemand in de buurt is om betekenis van de woorden te vragen. En vraag maar eens aan opa en oma of ze dit boek kennen…