
Gijs de Bruin is heel gewoon. Maar dat kun je van de rest van zijn familie niet zeggen… Zijn moeder schrijft kookboeken en verzint daarvoor de raarste recepten. Zijn tweelingzusjes zijn alleen uit elkaar te houden als hun moeder een gekleurde stip op hun voorhoofd zet. En zijn vader is uitvinder. Van heel bijzondere uitvindingen. Zo raakt de familie De Bruin verzeild in allerlei bizarre situaties.

Over het verhaal
Als je niet beter zou weten, zou je denken dat Gijs de Bruin een heel normale jongen was. En dan zou dit verhaal hier misschien al geëindigd zijn. Er zijn zo veel normale en gewone kinderen op de wereld; als je over al die kinderen een verhaal zou moeten schrijven, dan was je als schrijver nog wel een tijdje bezig.Gijs had een heel gewoon gezicht, een doorsnee postuur en een alledaags kapsel. Hij droeg onopvallende kleren en had een gemiddelde schoenmaat. In feite kon je zeggen dat Gijs gewoon Gijs was – niets meer en niets minder.Dat zou inderdaad zo zijn geweest, als je geen rekening zou houden met de rest van de familie. Want die was allesbehalve normaal. En ook het leven dat Gijs leidde, was allesbehalve doorsnee. (blz. 7)
Zoals je hierboven kunt lezen is Gijs een hele normale jongen. Zijn vader is uitvinder. Hij is nu bezig om uit te vinden hoe hun vliegtuig Mus op andere brandstof kan vliegen. Ze gaan een proefvlucht maken met Mus die vliegt op limonade.
Sneller en sneller draaien de wielen over de baan, over de krijttekeningen die Gijs de dag ervoor nog gemaakt had. Hij voelde hoe Mus al de lucht in wilde gaan, maar nog niet mocht van papa.
En toen mocht het en gingen ze de lucht in. Mus stak haar neus omhoog en de rest volgde vanzelf, totdat ook de wielen los waren van de grond.
Mus vloog echt!
Gijs hield zijn adem in.
Papa lachte triomfantelijk. ‘Ha ha! Ze vliegt! Musje vliegt echt op limonade. Zie je nu wel, lieve!’
Mama legde even haar hand op zijn schouders. ‘Je hebt gelijk, Tom. Wat geweldig! Maar… we zullen toch niet opeens neerstorten of zoiets onfortuinlijks, he?’ vroeg ze een beetje benauwd.
‘Nee, natuurlijk storten we niet neer! Anders zou Mus toch ook niet opgestegen zijn, als het niet zou werken? Kom, geniet van het uitzicht, jongens. We gaan een eindje vliegen! (blz. 28)
En het lukt, Mus gaat de lucht in! Ergens boven zee begint de motor wat te pruttelen en papa vraagt aan Gijs of hij meer limonade in de tank wil gieten. Dat doet Gijs. Het werkt niet zo goed… Mus begint te schokken en lawaai te maken. Ze hebben de verkeerde limonade meegenomen… limonade zonder prik. Mus stort in zee. Wat verschrikkelijk! Gelukkig blijft Mus nog even drijven en hebben ze tijd om de reddingsboot uit te pakken. Ze hebben geen flauw idee waar ze zijn. Na een paar dagen komen ze gelukkig uit bij een eilandje.
Papa nam de jurk van haar over en begon voorzichtig aan allerlei ritsjes te trekken, die in de stof verwerkt leken. Hij mompelde wat in zichzelf, maakte knopen los en de jurk leek opeens te groeien. Er verschenen allerlei lagen stof die in de voering hadden gezeten. Uit de zijnaden van de jurk trok papa een paar kleine soepele stokken tevoorschijn en opeens maakte hij van mama’s jurk een tentje. Een heus tentje van lichtblauwe stof met roze bloemetjes!
Gijs riep: ‘WAUW!’
‘Je vader is toch eigenlijk wel een hele goede uitvinder, nietwaar lieverds?’ Mama staarde trots naar haar jurk, die nu midden op het strand stond. Hij was niet heel groot, er konden misschien maar drie mensen in.
Papa bloosde. ‘Tja, dit was bedoeld voor mensen die zonder al te veel poespas op vakantie willen gaan. Zo hebben ze altijd een tentje bij zich. Alleen was ik vergeten dat ik dit had ontworpen. (blz. 115)
Zullen ze ooit weer thuis komen in Nederland? Zullen ze opa en oma weer zien? Zal Gijs zijn vriendjes weer terug zien?
In het tweede verhaal Het hele kleine grootse avontuur zijn Gijs en zijn familie weer terug in Nederland.
Dat alles was nu bijna een jaar geleden. Langzaam werd het leven wat normaler. Gijs, Sophie en Pip gingen weer naar school en Gijs zat weer op voetbal. Mama, die als kok behoorlijk beroemd was, kreeg een eigen kookshow op televisie.Een lepel vol smaak heette het programma. En papa werkte aan nieuwe uitvindingen, zoals nu dus de minimalistraler. (blz. 136)
De vader van Gijs heeft weer een nieuwe uitvinding gedaan. Dit keer kan hij dingen verkleinen. Per ongeluk wordt er iets verkleind wat niet de bedoeling is.
Papa stond als versteend naast Gijs. ‘Nee…’ fluisterde hij geschokt, toen tot hen doordrong wat Finn precies in zijn knuistjes hield en waar hij aan sabbelde.
‘Finn! Niet op mamma sabbelen! Laat los!’ Verbijsterd bukte Gijs om de pop los te wrikken uit Finns handjes.
Finn begon zacht te huilen. ‘Mij! Finn!’
‘Nee, Finn,’ stamelde Gijs.
Papa’s mond hing wagenwijd open van schrik.
‘Dit is mama!’ Gijs zette haar voorzichtig op de grond en tilde Finn op om hem bij haar uit de buurt te houden.
Lydia schudde haar natgesabbelde haren uit haar gezicht. ‘UGH!’ Met een hand veegde ze wat spuug van haar wang. ‘Wat een geluk dat Finn nog geen tanden heeft…’ (blz. 155)
Gijs en zijn neefje Joris worden door papa naar Engeland gestuurd om bij professor Tubs een uitvinding te halen die papa nodig heeft om een vergrootapparaat uit te vinden.
‘Dus hier zijn jullie treinkaartjes, je hoeft niet over te stappen, je kunt gewoon blijven zitten tot de trein in Londen is. Hij gaat door een tunnel onder de zee door, je bent er al over een paar uurtjes.
Ga niet met vreemden mee, blijf bij elkaar en wat er ook gebeurt: stap niet uit voor je in Londen bent. Professor Tubs zal daar op het station staan. Hij zal een rode paraplu bij zich hebben en een bordje met jullie namen erop. Hij neemt jullie mee naar zijn kasteel, dat net buiten Londen ligt. Het heet Drakenhart, naar een oude legende, maar dat moet je hem zelf maar vragen. De volgende dag zet hij jullie weer op de trein, met de equitransgender, en dan haal ik jullie hier op.’ (blz. 171)
Onderweg blijkt mama stiekem in de rugzak van Gijs te zitten. Ze wilde mee om op Gijs en Joris te passen. Professor Tubs is wel erg nieuwsgierig waarom ze de equitransgender nodig hebben. Hij sluit ze op in zijn kasteel. Papa komt naar Engeland toe om ze te redden.
‘Wanneer houdt hij nou op met in zijn koffie roeren,’ zei Joris. ‘Door dat getik versta ik er niks van.’
Opeens keek mama op. ‘Roeren? Maar hij drinkt zijn koffie altijd zwart! Waarom roert hij dan!’
Gijs luisterde ingespannen.
Tik tiktiktik tik tik tiktik
‘Ik weet het!’ Gijs veerde op. ‘Het is een code! Die heeft hij me ooit geleerd. Stil, dan kan ik luisteren.’ Hij legde snel zijn oor weer tegen de muur.
‘Eigenlijk moeten we een leeg glas hebben,; zei Joris zacht. ‘Dan kun je beter afluisteren.’
De jongens keken rond. Op het nachtkastje stond een glas water. Gijs gooide het leeg en zette het tegen de muur.
‘Nog meer suiker?’ hoorde Gijs de professor verbaasd vragen.
‘Ja, en een beetje melk graag,’ zei papa, terwijl hij bleef roeren en tikken met zijn lepeltje.
Gijs krabbelde snel de code op een bladzijde uit zijn leesboek, totdat het tikken ophield.
‘Genoeg geroerd,’ hoorde hij papa zeggen.
Gijs keek naar zijn papier en ontcijferde de code. Er verscheen een glimlach op zijn gezicht. ‘Briljant! Hoe weet je dat eigenlijk?’ fluisterde hij tegen zijn neef. ‘Dat van dat glas tegen de muur?’
‘Ik… ik luister papa en mama wel eens af als ze bespreken waar ze nu weer naartoe zullen gaan,’ Joris werd rood. Hij haalde zijn schouders op. ‘Niet echt netjes, dat weet ik. Maar dan ben ik tenminste voorbereid als ze weggaan.’
‘Arme jongen,’ fluisterde mama en ze klopte even op Joris’ kuit. (blz. 222)
Zal Gijs de code van papa kunnen ontcijferen? Zal papa hen kunnen bevrijden? Wordt mama weer een gewone grote mama?
In het derde verhaal Een tijdloos avontuur heeft papa een tijdmachine uitgevonden. Dat is natuurlijk geweldig!
Je vergeet nooit het moment waarop je je eerste levende dinosaurus ziet. Zeker Gijs de Bruin niet – een gewoon kind net als ieder ander kind, maar dan met een wat minder gewone familie. Zijn eerste levende dinosaurus was namelijk ruim vier meter hoog en woog misschien wel 1243 kilo. Ik zeg ‘misschien’, want het is nog nooit iemand gelukt om een dinosaurus op een weegschaal te laten staan. Er zijn trouwens ook niet veel weegschalen die tot 1243 kilo gaan. Tenminste, niet het soort weegschaal dat onder het bed geschoven kan worden of in de badkamer staat. (blz. 245)
Gijs is samen met mama terug in de tijd om dinosaurussen te kijken. Zo ontzettend gaaf! Maar dan gaat opeens mama’s mobiel…
‘Mam!’, piepte Gijs.
Mama hield haar hand tegen het telefoontje en keek hem aan.
‘Wat?’
Maar het was te laat.
Tot dat moment hadden dinosaurussen nog nooit een mobieltje gehoord. En ook jodelen was voor dinosaurussen totaal onbekend. Zelfs pratende mensen hadden ze nog nooit gehoord. En van wat Gijs kon zien, beviel het de dino’s niet echt (het jodelen of het praten, dat wist hij niet precies). Aan alle kanten kwamen dinosaurussen opduiken. Ze renden briesend rond. Een enorm exemplaar schoot rakelings langs hen heen; zijn staart zwiepte nog net even tegen Gijs aan. Een striemende, scherpe pijn trok door zijn been. (blz. 248)
Gijs vindt het ontzettend leuk om door de tijd te reizen, maar van papa en mama mag hij het aan niemand vertellen. Tijdreizen kan namelijk gevaarlijk zijn. Je kunt zomaar iets veranderen in het verleden waardoor de toekomst ook veranderd. Als papa en mama elkaar niet ontmoeten kun jij bijvoorbeeld ook niet geboren worden.
Gijs mag het dus ook niet aan opa vertellen. Opa is de laatste tijd verdrietig, want oma is dood. Hij mist haar heel erg. Gijs heeft een leuk plan: hij wil met opa terug in de tijd zodat hij oma weer kan zien. Stiekem gaan Gijs en opa met de tijdmachine terug naar 18 juli 1950, de dag waarop opa Truus (oma) voor het eerst heeft gezien en verliefd op haar werd.
Hij wilde dat hij nooit met opa naar 1950 was gereisd. Het was een belachelijk idee geweest. Een stomme fout, dacht Gijs. Typisch iets voor mij. Net zoals die keer dat hij limonade zonder prik in de brandstoftank van Mus had gegoten, waardoor het vliegtuig uiteindelijk neerstortte. Hij voelde zich kleiner worden. Hij had natuurlijk gewoon van papa’s uitvinding af moeten blijven. Met hangende schouders draaide hij zich om en liep weer naar het parkje waar opa zat te wachten. Als ze nog langer wegbleven, zou mama vast merken dat ze stiekem op reis waren gegaan met de TREM. Misschien, dacht Gijs, kon hij later terugkomen om het horloge te zoeken.
Opeens zag hij het glashelder voor zich. De glinstering aan de jurk van Truus… Natuurlijk! Dat was het horloge geweest! In de worsteling was het blijven hangen aan haar jurk.
Wat had opa ook alweer gezegd? Iets over een datum. O ja: 24 oktober 1952, Truus en Jaap. Dat was in het nodige gegraveerd. Als Truus dat las, terwijl het pas 18 juli 1950 was, zou ze meteen vermoeden dat er iets heel vreemds aan de hand was. Dat horloge moest terug, dacht Gijs. Hij zou opa afzetten in 2014 en daarna zelf teruggaan naar 1950 om het te zoeken. (blz. 307)
Zal Gijs het horloge van opa terug vinden? Komt Gijs weer in zijn eigen tijd zonder dat er iets is veranderd?
Luister naar het begin van dit boek…
Of klik hier en ga naar het Youtube-kanaal van IkvindlezenleukMening over het boek
Recensie van Ikvindlezenleuk (Mathilde) (ouder dan 18 jaar)
Heb je het boek uitgelezen?
Ja
Wat vind je van het boek?
★★★★★ – geweldig
Waarom heb je dit boek uitgekozen om te lezen?
Het boek heeft een mooie voorkant. Ik vond de tekst op de achterkant leuk
Welke steekwoorden passen bij het boek?
Grappig, zielig, spannend, verrassend, leuk, vrolijk, avontuurlijk
Hoe kom je aan het boek?
Ik ben in juni naar de boekpresentatie geweest en heb daarna van uitgeverij Kluitman het boek opgestuurd gekregen om een recensie over te schrijven.
Zitten er plaatjes (illustraties) in het boek?
Ja
Waarvoor worden de plaatjes gebruikt?
Om iets uit het verhaal duidelijker te maken
Wat vind je leuk aan het boek? Je kunt bijvoorbeeld een leuk stukje uit het boek overtypen
‘Gelukkig ben jij geen tweeling!’ zei mama wel eens tegen Gijs.
Hij had dat anders best leuk gevonden, een broer. Of een hond, dat zou hij ook goed hebben gevonden. Zo’n grappige harige, met lange flaporen en grote bruine ogen. In plaats daarvan had hij een hamster, Snuit genaamd, en een goudvis, die hij Haai had genoemd. (blz. 15)
Is er iemand uit het boek die je in het echt zou willen ontmoeten? Wat zou je dan samen gaan doen?
Ik zou Gijs en zijn hele familie willen ontmoeten. Ik ben wel benieuwd naar de dingen die zijn moeder kookt en ik wil wel een uitvinding van zijn vader zien
Wil je nog iets anders vertellen over het boek?
Het is een heel grappig boek. Ik heb om sommige stukjes in het boek erg gelachen. Het doet me denken aan de boeken van Roald Dahl. Ook de illustraties doen me denken aan de boeken van Roald Dahl.
Is het boek moeilijk of gemakkelijk om te lezen?
Gemiddeld
Zitten er moeilijke woorden in het boek?
Ja
Kun je een voorbeeld geven van moeilijke woorden? Wat heb je gedaan toen je deze woorden tegenkwam?
Er zitten best veel moeilijke woorden in het verhaal. Soms worden ze uitgelegd, zoals origami, soms niet (zoals knuistjes). Dan moet je het woord opzoeken of aan iemand vragen. Of doorlezen en dan kom je er vaak ook wel achter wat het woord betekent
Wil je het boek nog een keer lezen?
Ja, ik wil het boek nog een keer lezen. Ik wil andere boeken van deze schrijver lezen.
Aan wie zou je dit boek aanraden? (bijvoorbeeld kinderen van jouw leeftijd, jonger, ouder, jongens, meisjes)
Aan iedereen vanaf 8 jaar die graag wil lachen tijdens het lezen van een boek, maar ook avonturen wil beleven