Op een dag in 1624 wordt de dertienjarige Nunôk ontvoerd uit Groenland door plunderende zeelui. Na een ruwe tocht belandt de jongen in Holland. Nunôk is nieuwsgierig naar deze nieuwe wereld, maar dat verandert al snel als hij verkocht wordt aan een kermisbaas en moet optreden als ijsbarbaar. Zelfs prins Maurits komt kijken hoe hij een meeuw neerschiet en rauw opeet. Nunôk ontsnapt en wil nog maar één ding: terug naar Groenland. Maar hoe komt hij weer thuis?

knop meer info over boek

Over het verhaal

Het Theatrum Anatomicum was rond en wit. Hoge glas-in-loodramen filterden het harde middaglicht. In het midden van de kleine zaal stond een roodgeverfde houten snijtafel. Daarop lag een jongen; zijn armen en benen waren vastgebonden met leren banden. De jongen was naakt en mager, zijn ogen waren dicht.
Op de tafel lagen enkele instrumenten klaar voor gebruik: scherpe messen met zwarte houten handvatten, een zaag, een vergrootglas, een passer, een glazen trechter en drie lege flessen met een brede hals. Op de vloer stond een tonnetje waar koude damp af sloeg.
Om de tafel heen zaten meer dan twintig studenten op halfronde banken. Hun geroezemoes verstomde toen de chirurgijns binnenkwamen.
Een van hen, gekleed in het zwart met een witgesteven kanten kraag, keek de zaal rond. Hij zette zijn hoge hoed af en legde die achter zich op een tafeltje. De man zag er deftig uit; hij had een sikje en op zijn neus stond een ijzeren bril. Hij wachtte tot het helemaal stil was. (blz. 6 van 551)

Het is 1625. De vastgebonden jongen heet Nunôk. Hij is 14 jaar geleden geboren in Groenland. Het was een hongerwinter, waarin het zo koud was dat zijn stamgenoten hem wilden opeten. Umik, de angakok (een wijze man), heeft zijn stamgenoten gezegd dat er toch niet veel vlees aan Nunôk zit en daarom mocht hij blijven leven. Wel werden bijna alle sledehonden opgegeten. Nunôk woont bij Umik. Umik leert hem van alles over de wereld en leidt hem op als zijn opvolger.

‘Kijk goed om je heen. De wereld is gemaakt van steen, water en ijs,’ zei Umik. ‘Die horen bij elkaar, zoals de honger en de dood bij het leven horen.’
‘Denkt u dan dat alle mensen leven zoals wij, tussen het ijs?’ vroeg Nunôk.
‘Ja, dat kun je toch zelf zien!’ zei Umik.
‘Maar er zullen toch wel meer mensen op de wereld zijn dan wij?’
‘Als je met de kajak langs de kust vaart kom je na vijf dagen andere mensen tegen. Wel zoveel.’ De angakok wapperde met beide handen om aan te geven hoeveel het er waren. Omdat er aan zijn rechterhand alleen nog maar een duim en een pink zaten, leken het er niet heel veel.
‘Zijn er niet meer?’
‘Ik denk het niet. Dan hadden we ze wel gezien,’ zei Umik. Hij dacht na. ‘Net als witte walvissen, daar zijn er ook maar een paar van.’
‘Dat geloof ik niet,’ zei Nunôk. De jongen ging staan en keek ingespannen naar de zee. Hij zag alleen de ijsbergen die als een enorm verbrokkeld snoer langzaam langs de kust dreven. ‘Er zijn vast nog meer mensen, ergens ver weg, waar je met een kajak niet kan komen.’
‘Jij bent altijd zo eigenwijs,’ zei Umik, die op de grond ging zitten. Hij was moe van het strompelen; zijn verminkte voeten deden zeer.
‘Wat is er aan de andere kant van de zee?’ vroeg Nunôk.
‘Niets. Gewoon nog meer zee,’ zei Umik.
‘Waar eindigt de zee dan?’
‘De zee heeft geen einde, die gaat maar door. Dat is juist het mooie.’
‘Zijn daar dan ook geen eilanden meer?’ Nunôk staarde nog steeds in de verte.
‘Eh… dat weet ik niet,’ bekende Umik. Hij fronste zijn wenkbrauwen.
‘Als er in de zee nog meer eilanden zijn kunnen daar toch best mensen wonen?’
‘Er zijn geen eilanden meer,’ besloot Umik. ‘De zee wordt steeds dieper, dus daar kunnen geen eilanden meer zijn.’
Nunôk knikte. ‘En in die diepte woont de Moeder van de Zee.’
‘Juist!’ De angakok was blij dat de jongen over iets anders begon. (blz. 19)

Maar op een dag komt er iets de baai in. Het is een groot schip. Van dit schip komen reuzen naar het kamp gevaren. Alle bewoners zijn inmiddels een heuvel opgevlucht en kijken naar wat er gebeurt.

Langzaam, duidelijk op hun hoede, klommen de reuzen de rots op, naar de plaats waar de zomertenten stonden. Ze liepen er nieuwsgierig rond. Toen gingen ze de voorste tent binnen. Even later kwamen ze naar buiten, sjouwens met een paar mooie witte huiden: bont van ijsberen en jonge zeehonden. Die legden ze buiten op een stapeltje. Ze lachten en sloegen elkaar op de schouders.
Daarna liepen ze ook de andere tenten in en uit – overal haalden ze de mooiste vachten weg, ook de kleine die bestemd waren voor kleren van de kinderen. Zelfs de opgespannen huid van de ijsbeer die Sumanak pas had gedood en waar de kop nog aan zat, namen ze mee. De stapel werd steeds hoger.
De mensen op de heuvel keken verbijsterd naar wat er beneden gebeurde. Wat deden die reuzen met hun vachten? ‘Umik, doe iets!’ riepen ze tegen de angakok, die nog steeds als verdoofd op de grond zat. (blz. 71)

Nunôk en Umik gaan naar de tenten toe, maar voordat ze ook maar iets kunnen zeggen worden ze plat op de grond gegooid en wordt er tegen hen geschreeuw. Even later worden beide mannen meegenomen naar het schip. En dan vaart het schip weg, met Nunôk en Umik aan boord. Ze hebben geen idee wat er met hen gaat gebeuren. Na een lange reis komen ze in Nederland aan. Umik is onderweg gestorven, dus Nunôk is helemaal alleen.

In de namiddag werd het eb. Het anker werd gelicht en even later liep het schip met de stroom mee de voorhaven van Schiedam binnen.
Ondanks zijn verdriet stond Nunôk weer aan dek. Hij wist niet waar hij het eerst moest kijken. Meer dan tien schepen, groot en klein, lagen afgemeerd langs een lange kade. Van die kade kwam een oorverdovende herrie, geratel, onverstaanbaar geschreeuw. Het krioelde er van de mensen – Nunôk had nog nooit zoveel mensen bij elkaar gezien.
De jongen had de verhalen van de stuurman maar half geloofd, maar nu zag hij dat de man niet had gelogen. Hij zag hoge bomen die bewogen in de wind, en hijskranen, en paarden en karren, en rijtuigen met wielen, en vrouwen met grote hoeden, en rokken tot op de grond, en kinderen met hoepels, en soldaten met flonkerende helmen, en visverkopers, en kisten en zakken met onduidelijke handelswaar, en katten, en enge mannen met een zwart snavelmasker, en grote schuren, en gekleurde vogels, en een vastgebonden ezel…
Maar dat alles, hoe overdonderend ook, viel in het niets bij wat Nunôk in de verte ontdekte. Vanuit de haven liep een soort rivier kaarsrecht het platte, vlakke land in. En daar, aan het einde van dat water… Wat was dat?
Daar stond een hoge, spitse toren, blinkend in de late middagzon als een betoverde bergtop, en om die toren heen stonden ontelbaar veel winterhuizen – het was precies zoals stuurman Ys had verteld.
Schiedam! (blz. 154)

Wat gaat er met Nunôk gebeuren? Hoe komt het dat hij vastgebonden op een tafel terecht komt? Zal Nunôk ooit weer thuiskomen?

Mening over het boek

Recensie van Ikvindlezenleuk (Mathilde) (ouder dan 18 jaar)
Heb je het boek uitgelezen?
Ja
Wat vind je van het boek?
★★★★☆ – goed
Waarom heb je dit boek uitgekozen om te lezen?
Het boek heeft een mooie voorkant, Ik vond de tekst op de achterkant leuk
Welke steekwoorden passen bij het boek?
avontuurlijk, fascinerend, realistisch, spannend, verrassend, zielig
Hoe kom je aan het boek?
Zelf gekocht
Zitten er plaatjes (illustraties) in het boek?
Nee
Wat vind je leuk aan het boek?
Het is een verhaal dat zich in het verleden afspeelt, om precies te zijn in de 17e eeuw. Ik hou van geschiedenisverhalen! Ik vond het ook leuk dat Schiedam in het verhaal voorkomt. Daar woon ik vlakbij.
Wat vind je niet leuk aan het boek?
Ik vind het niet leuk dat de Nederlanders zich als slechte mensen gedragen
Is er iemand uit het boek die je in het echt zou willen ontmoeten? Wat zou je dan samen gaan doen?
Nunôk, ik wil wel zien hoe hij in Groenland woont
Wil je nog iets anders vertellen over het boek?
Het is een spannend en realistisch boek. Het lijkt alsof je naast Nunôk loopt en alles meemaakt wat hij ook meemaakt.
Is het boek moeilijk of gemakkelijk te lezen?
Gemiddeld
Zitten er moeilijke woorden in het boek?
Ja
Heb je net ‘ja’ ingevuld? Kun je dan een voorbeeld geven van moeilijke woorden? Wat heb je gedaan toen je deze woorden tegenkwam?
Bijvoorbeeld, loddevisjes, chirurgijn. Achterin het boek staat een woordenlijst waarin woorden worden uitgelegd
Wil je het boek nog een keer lezen?
Ik wil het boek misschien nog een keer lezen, Ik wil andere boeken van deze schrijver lezen
Aan wie zou je dit boek aanraden?
Aan kinderen vanaf 12 jaar die graag historische verhalen lezen