Tom Avery – De schaduw van mijn broer (1e recensie)
Over het verhaal
Het was winter toen hij kwam. De ijzige wind blies dwars door zijn haveloze kleren. Zijn huid was ruw en rood en zijn kapotte lippen bloedden. Hij drukte zijn gezicht tegen de ruit.
Die eerste keer dat ik hem zag gilde ik, een klein geluidloos gilletje, ergens diep vanbinnen. Zoiets angstaanjagends, zoiets vreemds en spannends was er tijdens de rekenles nog nooit gebeurd.
De jongen dook als een eend onder de vensterbank. Even later kwam hij weer boven.
Zijn ogen – doordringend, koel en grijs – zochten de klas af, ze gingen van het ene gezicht naar het andere. Ik keek gewoon terug.
Toen zijn blik door het beslagen glas heen de mijne vond, en mijn hart tot rust kwam, kreeg ik het idee dat er misschien heel even een lachje om die gebarsten lippen speelde. (blz. 7)
Kaia is 11 jaar. Een jaar geleden is haar broer overleden en sinds die tijd heeft Kaia het gevoel dat ze stil staat. Ze heeft geen contact meer met haar vriendinnen en vindt het niet leuk om naar school te gaan.
Vroeger was ik gek op boeken – elk boek was een verrassing die klaarlag om te worden uitgepakt.
Lang, heel lang geleden, toen nog niemand me gestoord of een freak noemde, las ik net zulke boeken als de andere meisjes. Nu lezen zij grote dikke boeken met duizenden en duizenden woorden, grote dikke verrassingen in een mooie roze verpakking. Ik lees nog steeds dezelfde boeken, dezelfde als een jaar geleden toen ik tien was, toen alles bleef stilstaan, niet alleen mijn lezen.
Ik zit bevroren in het verleden. Ik zit bevroren in een dag die ik nooit zal vergeten. Bevroren. Bevroren. Hoe ontdooi je jezelf uit iets wat je niet kunt zien? Hoe kun je veranderen wat er is gebeurd?
Ik, Kaia, ben voorgoed bevroren.
Voorgoed bevroren Kaia ben ik.
Ik voorgoed Kaia, ben bevroren.
Daarom lees ik niet. Ik wil niks onthouden. In plaats daarvan schrijf ik dit. (blz. 11)
Op een dag ziet Kaia bij haar in de klas. Het is een vreemde jongen, met rare kleren aan. En hij praat niet. De andere kinderen negeren hem, maar Kaia vindt hem interessant.
Niemand het over de jongen, heel anders dan wanneer er een doodgewoon nieuw kind op school kwam.
Een kind dat gewoon was, saai en onopvallend, dat vond iedereen machtig interessant. Zo’n gewoon kind werd op het schoolplein belaagd en moest alles over zijn saaie leven vertellen. Een gewoon kind ging er vanzelf bij horen.
Maar deze jongen, deze wilde jongen, die was te vreemd, te wild, te ongewoon. Hij denderde ons leven binnen. Hij liet ons geen moment met rust. En hij ging bij niemand anders horen dan bij mij.
Niemand praatte over de jongen, maar er werd wel gefluisterd. (blz. 26)
Door de komst van de nieuwe jongen heeft Kaia minder het gevoel dat ze alleen staat. Samen met de jongen staat ze buiten de groep, maar dat betekent dat ze niet meer alleen is.
Ondertussen is het thuis ook niet leuk. Sinds haar broer is overleden is haar moeder verdrietig en heeft ze geen aandacht voor Kaia. Kaia heeft eerder het gevoel dat ze voor haar moeder moet zorgen.
Als ik thuiskom heeft mijn moeder een nieuwe hobby. Hobby. Heb ik een hobby? Bomen zijn een hobby, denk ik. Ik wil er eentje planten. Ik wil iets planten. In mijn kamer heb ik een zakje zaadjes, tussen mijn sokken verstopt, goed uit het zicht. Die zou ik kunnen planten. Maar dan heb ik ze nit meer. Daarom bewaar ik ze goed, veilig weggestopt, bevroren.
Mijn moeders nieuwe hobby is spullen kapotsmijten. Ik hoor haar al vanaf de straat.
Páts!
Daar gaat een bord.
Páts!
Daar gaat een beker.
Páts!
Daar gaat een pot jam.
Ik weet al dat ik het straks, als ze slaapt, ga opruimen. Ik weet al dat ze, als ik dat maar goed genoeg doe, zal vergeten dat het ooit is gebeurd. Tot ze zin in geroosterd brood krijgt natuurlijk.
Ik wil het nu niet zien. Ik heb geleerd wanneer ik uit de buurt moet blijven. Daarom doe ik stilletjes de deur open, net als op school, en loop zachtjes naar school. En daar schrijf ik het laatste stuk hiervan. (blz. 57)
Zal Kaia echte vrienden worden met de jongen? Wat zal hierdoor op school veranderen? Hoe zal het gaan met Kaia en haar moeder?
Mening over het boek
Recensie van Ikvindlezenleuk (Mathilde) (ouder dan 18 jaar)
Heb je het boek uitgelezen?
Ja
Wat vind je van het boek?
★★★★☆ – goed
Waarom heb je dit boek uitgekozen om te lezen?
Het boek heeft een mooie voorkant, Ik vond de tekst op de achterkant leuk
Welke steekwoorden passen bij het boek?
verrassend, zielig
Hoe kom je aan het boek?
gekregen van de uitgeverij om er een recensie over te schrijven
Zitten er plaatjes (illustraties) in het boek?
Ja
Heb je net ‘ja’ ingevuld? Waarvoor worden de plaatjes gebruikt?
Om iets uit het verhaal duidelijker te maken, Om iets te laten zien dat niet in het verhaal wordt verteld
Wat vind je van de plaatjes? Passen ze bij de tekst?
De illustraties zijn zwart-wit en laten zien waar Kaia aan denkt
Wat vind je leuk aan het boek?
Ik vind het omslag ontzettend mooi. Ik zou het daardoor zeker oppakken in de boekwinkel. Het verhaal is een mooi verhaal over pesten, verdriet, dood en vriendschap. Het is gelukkig geen zwaar verhaal geworden
Wat vind je niet leuk aan het boek?
De tekeningen zijn soms erg donker
Is er iemand uit het boek die je in het echt zou willen ontmoeten? Wat zou je dan samen gaan doen?
Nee
Wil je nog iets anders vertellen over het boek?
Nee
Is het boek moeilijk of gemakkelijk te lezen?
Gemiddeld
Zitten er moeilijke woorden in het boek?
Nee
Wil je het boek nog een keer lezen?
Ik wil het boek misschien nog een keer lezen, Ik wil andere boeken van deze schrijver lezen
Aan wie zou je dit boek aanraden?
Aan kinderen vanaf 10 jaar