boekomslag Wim Bos - De bende van Lijp Kot

Amsterdam, achttiende eeuw. Sinds zijn vader twee jaar eerder vertrok met de walvisvaart, woont de elfjarige Pontus in het Aalmoezeniersweeshuis. Al mist hij zijn pa, zijn leven is zo slecht nog niet, zeker niet sinds hij een baantje heeft als bezorger op de vismarkt. Maar dan slaat het noodlot toe. In een steeg waar hij net vis heeft afgeleverd, vindt Pontus een halfdode man – en voor hij het weet wordt hij beschuldigd van moord en moet hij uit handen zien te blijven van de schout en zijn rakkers. Gelukkig vindt hij een schuilplaats bij de excentrieke bandiet Lijp Kot en de mooie Meintje, maar daarvoor moet hij zich wel bij hun boevenbende aansluiten. Terwijl zijn vader hem zo op het hart had gedrukt om zich nooit tot stelen te verlagen. Hoewel Lijp en Meintje en hun kompanen hem een nieuw thuis bieden, valt het bendeleven Pontus steeds zwaarder. Zal hij zijn naam en eer kunnen herstellen?

knop meer info over boek

Luister naar het begin van dit boek…

Of klik hier en ga naar het Youtube-kanaal van Ikvindlezenleuk

Over het verhaal

Een scherpe pislucht sloeg Pontus in het gezicht toen hij de Land van Beloftensteeg in dook. Hij stond stil en nam de visschaal van zijn hoofd. Enkele keitjes, hier en daar in de grond gedrukt, moesten de indruk wekken dat de steeg was verhard. Een rat schoot een vervallen huis in. Voor de deur van een woning trok een meisje haar versleten jurkje omhoog en klaterde op haar hurken in de goot. Uit een venster klonk een knallende ruzie.
‘Welkom in de Duvelshoek,’ mompelde Pontus.
Hij liep de steeg in tot hij stilhield bij een krot rechts op de hoek van een smal dwarssteegje. Bij dit huis, met de ingang in het smalle steegje, moest hij zijn. ‘Om vier uur stipt,’ had de marktmeester gezegd.
Vanachter de gevels klonken de klokken van de Regulierstoren. Bim – bim – bim – bim. Pontus stapte een vervallen stoepje op, hield de schaal met schol voor zich en klopte op de donkergroene deur. Even keek hij naar rechts. De smalle gang liep al snel dood in een plaatje.
Krakend ging de deur open. Pontus wilde net zijn fooienglimlach opzetten, toen zijn adem stokte. Daar stond ze. Een halve kop kleiner dan hij, met kastanjebruine ogen. Enkele krulletjes piepten eigenwijs onder haar mutsje vandaan. Onder haar jurk droeg ze een rijglijfje, hoewel hij zag dat er niet veel te rijgen viel.
‘Ah, de scholletjes,’ zei het meisje. ‘Je bent mooi op tijd.’
‘O… o, ja?’
Pontus schrok van zichzelf. Wat stond hij nu te hakkelen? Het knappe ding moest niet denken dat er een onnozele hals voor haar neus stond. (blz. 5)

Pontus is 11 jaar en woont in het Aalmoezeniershuis. Hij werkt als loopjongen op de Vismarkt. Vandaar dat hij in de Duvelshoek een schaal schol moest afleveren. Pontus is helemaal afgeleid door het mooie meisje. Als hij even later weer terug naar de Vismarkt gaat hoort hij een vreemd geluid. Nieuwsgierig loopt hij het steegje binnen. Daar ligt een man op de grond. Pontus denkt dat hij dronken is. Als hij weer terug is op de Vismarkt wordt hij opgepakt en naar de schout gebracht. De man uit het steegje is dood en een getuige heeft Pontus daar gezien. Hij wordt ervan verdacht deze man gedood te hebben.

Pontus werd onder een poortje door gesleurd, terwijl de twee rakkers hem stevig tussen hen in hielden. De ogen van de mensen op straat prikten in zijn rug. Hij kon wel raden wat ze dachten. Daar gaat een misdadiger. Wat heeft die jongen op zijn kerfstok als hij zo door de schout wordt weggebracht? Zijn wangen gloeiden en hij durfde nauwelijks op te kijken.
Ze liepen over het terrein van het Sint-Pietersgasthuis, achter Willem Huygens en regent Backer aan. Nadat ze een kerkje waren gepasseerd, kwamen ze op een pad dat naar een laag gebouwtje leidde. De schout klopte aan en vrijwel meteen deed een man met een vlasbaardje open.
‘Ik kom voor de haaldode,’ zei Willem Huygens en hij stapte naar binnen.
Pontus werd een klein halletje ingeduwd en eindelijk lieten de rakkers hem los. Er hing een weeë lucht in de krappe ruimte. De man met het vlasbaardje stopte de vier mannen een lap toe en opende een deur die toegang gaf tot een ruim vertrek. Een ondraaglijke stank sloeg op Pontus’ keel – in de ruimte lag iets verschrikkelijk te rotten.
‘Komt u verder,’ zei de man.
Langs de muren stonden tafels opgesteld, bedekt met dekens. Pontus verborg zijn neus diep in de kraag van zijn overhemd om de stank niet te ruiken, maar dat haalde niets uit.
De man bracht hen naar een tafel in de hoek. Willem Huygens knikte hem toe.
‘Ga uw gang, chirurgijn,’ zei hij.
Vlasbaard sloeg de deken weg. Een geelwit gezicht kwam tevoorschijn. Pontus keek onmiddellijk weg.
‘Aha, herken je hem?’ vroeg de schout. Hij pakte Pontus bij zijn nek en duwde hem naar voren. ‘Kijk goed!’
De ogen in het wasbleke gezicht waren gesloten, maar tussen de lippen gaapte een smalle opening. Alsof de dode een smalende grijns trok. Beelden van de man die met een bebloed hemd op het plaatsje lag drongen zich aan Pontus op. Voor het eerst zag hij nu zijn gezicht. (blz. 18)

Pontus ontkent alles, maar hij wordt niet geloofd. Het lukt hem om te ontsnappen en hij rent de stad in. Hij besloot naar het huis te gaan waar hij de schol heeft afgeleverd. Hij wil weten of zij meer weten over de dode man. Daar aangekomen mag hij binnen komen en de eigenaar van het pand, Lijp Kot, vertelt dat hij niets over de dode man weet. Maar hij wil Pontus wel helpen…

Lijp Kot sloot zijn vingertoppen tegen elkaar. ‘Luister goed, Pontus. Als je je bij mij aansluit, vraag ik maar één gunst: absolute trouw. Trouw is alles waar het in het leven om draait. Mocht je ooit worden gepakt, dan zal je mij niet verraden. Nooit. Zweer je dat?’
Het duizelde Pontus. ‘Ik weet het niet. Ik… ik kan niets telen. U zult niets aan mij hebben.’
‘Kom kom, alles valt te leren. Je komt toch uit het Aalmoezeniershuis? Daar wonen de meeste diefjes.’
Pontus beet op zijn lip en friemelde aan zijn mouw.
‘Ik wacht op een antwoord,’ zei de bendeleider.
Stelen is voor lafbekken.
Pontus sloeg zijn ogen neer en zuchtte. ‘Goed, ik doe het.’
‘Zo mag ik het horen. Morgen ga je mee op pad met onze meesterzakkenroller Kasper. Als je mij bevalt word je morgenavond ingewijd. Neem wat soep en ga daarna slapen. Je kunt bij Kasper op de kamer, daar staat een brits.’
Pontus kreeg van Nout een kom uiensoep voorgeschoteld en gulzig lepelde hij de soep naar binnen.
‘Ga met Meintje mee,’ zei Lijp Kot, ‘zij zal je de kamer wijzen.’
Pontus legde zijn lepel neer en schoof zijn stoel naar achteren. ‘Dank u, meneer Kot.’
‘Zeg maar Lijp. Ik zie je morgen.’ (blz. 46)

Wat voor werk gaat Pontus voor Lijp Kot doen? Zal het hem lukken om niet meer opgepakt te worden? Wie heeft de man vermoord?

Mening over het boek

Recensie van Ikvindlezenleuk (Mathilde) (ouder dan 18 jaar)
1. Wat vind je van het boek?
★★★★☆
2. Waarom heb je dit boek uitgekozen om te lezen?
Het boek heeft een mooie voorkant, Ik vond de tekst op de achterkant leuk, ik heb het boek van de uitgeverij gekregen om er een recensie over te schrijven
3. Welke steekwoorden passen bij het boek?
realistisch, spannend, verrassend, zielig
4. Staan er tekeningen in het boek? Wie heeft ze gemaakt?
Nee
5. Wat vind je van de tekeningen? Passen ze bij het verhaal?
xx
6. Is het boek moeilijk of gemakkelijk te lezen?
Gemiddeld
7. Waar gaat het verhaal over?
Zie hierboven
8. Wie is de hoofdpersoon?
Pontus is de hoofdpersoon
9. Is er iemand uit het boek die je in het echt zou willen ontmoeten? Wat zou je dan samen gaan doen?
Ik wil de leden van de bende van Lijp Kot wel ontmoeten. Het lijkt me ook leuk om te zien hoe Amsterdam er in 1762
10. In welke tijd speelt het verhaal zich af?
In het verleden (vroeger)
11. Waar speelt het verhaal zich af?
Het verhaal speelt zich grotendeels af in Amsterdam
12. Waarom moeten andere kinderen dit boek lezen?
Het is een spannend en fascinerend verhaal over een jongen die leert zakkenrollen en dat zich afspeelt in 1762 in Amsterdam
13. Wil je nog iets anders vertellen over het boek?
Ik vind het knap dat Pontus zo eerlijk mogelijk blijft, en voor zichzelf blijft opkomen. Soms doet hij wel domme dingen vind ik
14. Wil je het boek nog een keer lezen?
Ik wil het boek misschien nog een keer lezen, Ik wil andere boeken van deze schrijver lezen