
De 12-jarige Stijn en zijn opa zijn twee handen op een buik. Binnenkort gaan ze samen een driedaagse fietstocht maken. Dan krijgt opa te horen dat hij een ernstige ziekte heeft. Iedereen is verdrietig, maar opa wil de tijd die hij nog heeft, léven en genieten. Hij vertrouwt zijn kleinzoon nog wel iets toe: ‘Stijn, ik ga niet zitten wachten tot ik langzaam in elkaar stort van ellende.’ Ik schrok en stamelde: ‘Maar opa…’ ‘Niks, “maar opa”. Misschien ga ik vanzelf dood, maar als het niet anders kan, wil ik euthanasie. Weet je wat dat is?’ ‘Ja, dat je een prik krijgt en dat je dan.. dan…’ Ik kon het niet zeggen. En ondanks de protesten van de familie gaat de fietstocht van Stijn en opa gewoon door. Tijdens hun tocht kletsen ze heel wat af en komt Stijn achter een verdrietig geheim van zijn opa. Maar ze hebben ook veel plezier met elkaar, want ze delen hetzelfde gevoel voor humor. Wanneer uiteindelijk het afscheid komt, valt het voor Stijn en zijn opa minder zwaar dan ze dachten.

Over het verhaal
‘Wat doen jullie hier?’ vroeg ik stomverbaasd.
De huiskamer van mijn opa zat vol familie en de buurvrouw was er ook.
Vanuit zijn leunstoel bij het raam zwaaide opa naar mij.
‘Hoi Stijn. Ik ga dood, maar nu nog niet.’
‘Pap, alsjeblieft,’ zei mijn moeder zacht.
En tante Yvon zei: ‘Pap, zoiets zeg je toch niet tegen je kleinzoon!’
De anderen keken me aan alsof ze al meeliepen in opa’s begrafenisstoet.
Buurvrouw Ans stond op en mompelde: ‘Ik moet maar weer eens gaan.’ Haastig verdween ze naar de gang.
Opa en ik deden onze high five.
‘Ha die opa!’
‘Ha die Stijn!’
Ik ging tegenover hem zitten. Het was mijn vaste plek als hij vertelde over wolven met een spraakgebrek of duiven met hoogtevrees. Al was ik net dertien, ik vond zijn maffe sprookjes nog steeds leuk.
‘Ken je het verhaal van de zingende krab, die steeds groter en groter werd?’
‘Nee pap,’ zei tante Yvon met een snik in haar stem, ‘nu geen grappen. Het is al erg genoeg.’ Daarna begon ze zachtjes te huilen en ze liep de kamer uit. Oom Laurence ging achter haar aan.
‘Altijd al een huilertje geweest,’ zei opa droog.
Ik grinnikte, waarop oudtante Miep mij aankeek alsof ze me wilde roosteren. Ze is een jongere zus van opa, maar ze gedraagt zich alsof ze de directeur van onze familie is.
Leunend op haar stok kwam ze met moeite overeind en zei: ‘Marinus, we zijn allemaal verdrietig om jou en jij maakt er een lolletje van.’
‘En dat houden we voorlopig ook zo,’ zei opa en hij keek me aan met een twinkeling in zijn ogen. ‘Stijn, vanmorgen was ik in het ziekenhuis om de uitslag te horen.’
Ik knikte, want ik wist dat mijn opa een week geleden allerlei onderzoeken had ondergaan. Toen hij daarvan terugkwam, bracht hij op geheel eigen wijze verslag uit. ‘Ze hebben me flink te grazen genomen. Slang in mijn keel gepropt, breinaald in mijn borst geramd, verplicht klodders slijm oprochelen en als toetje kreeg ik een camera in mijn kont.’
Ik had erom moeten lachen, maar mijn moeder bleef heel serieus en vond dat opa overdreef.
‘En vandaag hebben ze me verteld,’ zei opa, ‘dat er een krab in mijn lijf zit. Eentje met acht poten, twee gemene scharen en kleine valse oogjes. Elke dag maakt hij mij een klein beetje zieker en daar zingt hij een vrolijk liedje bij.’
Met zijn mooie donkere basstem begon hij te zingen:
‘Marinus, het is mooi geweest.
Je bent nu bijna honderd.
Dit is het einde van het feest.
Niemand wordt uitgezonderd!’
‘Je bent pas negenenzeventig,’ zei mijn moeder.
‘Anders rijmt het niet,’ zei opa.
Tante Yvon en oom Laurence kwamen weer terug van de gang en gingen zwijgend aan de grote tafel zitten.
Ik pakte opa’s hand, kneep er zachtjes in en zei: ‘Je moet wel honderd worden, hoor!’
Heel even verdwenen de ondeugende lichtjes uit zijn ogen. ‘Het spijt me jochie, de honderd haal ik niet meer. Maar zolang dit ouwe lijf nog wil en die krab het me niet te moeilijk maakt, gaan we samen leuke dingen doen.’ Hij stond op. ‘Kom, we moeten de eendjes weer eens voeren.’ (blz. 5)
De opa van Stijn heeft kanker en weet dat hij over niet al te lange tijd dood zal gaan. De hele familie is verdrietig. Opa en Stijn gaan na dit gesprek een stukje wandelen.
Als kleuter moest ik rennen om opa bij te houden, maar nu ging het gemakkelijk terwijl opa er toch stevig de pas in zette. Daarom kon ik het nog steeds niet geloven, toen hij zei: ‘Stijn, er komt een dag dat ik dit niet meer kan. Dan ga je niet zielig doen, of huilen als een jonge zeehond, net als Yvon. En geen gemiep! Beloofd?’
‘Beloofd, opa.’
We liepen door de Rozenstraat, waar hij al zijn halve leven woonde. ‘Ik ga trouwens niet zitten wachten tot ik langzaam in elkaar stort van ellende en eindig als een plant, want ik stap er eerder uit.’
Ik schrok en stamelde: ‘Maar opa…’
‘Niks, “maar opa”. Misschien ga ik vanzelf dood, maar als het niet anders kan, wil ik euthanasie. weet je wat dat is?’
‘Ja, dat je een prik krijgt en dat je dan… dan…’ Ik kon het niet zeggen.
‘Het betekent “goede dood” en dat is het ook. Het is niet zomaar een prik, want het gaat heel rustig en voorzichtig, zodat je stilletjes mag wegglijden.’
Aan het eind van de Rozenstraat op het parkeerplaatsje bij het park wachtte opa even. Toen zag ik pas dat hij stond te hijgen.
‘Even bijkomen. Hoe gaat het op school?’
Ik moest drie keer slikken voor ik kon antwoorden, want opa schakelde wel erg snel over van doodgaan naar schoolgaan. (blz. 9)
Opa vertelt dat hij geen kasplantje wil worden. Hij zal met de dokter overleggen over euthanasie, maar hij wil dat Stijn dit alvast weet. Opa vertelt dat hij een brief zal schrijven waarin hij vertelt dat hij euthanasie wil. Deze brief verstopt hij in een koektrommel onderin zijn kledingkast. Stijn is de enige die weet dat er een brief is. Als de familie moeilijk doet moet Stijn de brief erbij pakken om te laten zien dat dit is wat zijn opa wil. Nadat ze een stukje hebben gewandeld komen ze bij een café waar ze wat gaan drinken.
Opa trok een fietskaart uit zijn zak en spreidde die uit op tafel. ‘We moeten het over ons plan hebben.’
Een paar weken geleden had hij bedacht dat we in de meivakantie samen zouden gaan fietsen. We maakten wel vaker een tochtje, maar dit was de eerste keer dat we drie dagen zouden wegblijven. Hij ging met zijn vinger langs de route die hij met rood had aangegeven op de kaart. ‘Door mooie natuurgebieden en langs een pretpark, want ik wil wel eens in een achtbaan. De overnachtingen heb ik al geregeld, want we vertrekken over een paar weken.’
‘Haal je dat nog?’ zei ik en ik kon mezelf wel voor mijn kop slaan.
‘Natuurlijk!’
‘Maar als je nou…’
Wat wis dit voor een raar gesprek? Je weet dat je opa doodgaat en zegt de verkeerde dingen, terwijl hij het over achtbanen heeft.
Opa zag de paniek in mijn ogen. ‘Luister Stijntje, zo vlug gaat het niet. Er zijn nog een paar dingen die ik graag wil doen en ons fietstochtje staat boven aan mijn lijstje. Hij wees naar een dorpje op de kaart. ‘Hier wil ik eerst naartoe. Ik heb er al een kamer geregeld bij een luxe bed and breakfast, want we gaan onszelf verwennen.’
Het was niet meer dan een stipje, waar de naam ‘Maashegel’ bij stond.
‘Waarom daarheen, opa?’
‘Daar kom ik vandaan.’
‘Ik dacht dat je uit de buurt van Eindhoven kwam.’
‘Ik ben geboren in Maashegel en op mijn zevende naar Eindhoven verhuisd. Ik wil je graag het dorp van mijn jeugd laten zien.’
Opa tikte met zijn vinger op de kaart. ‘Vanuit Maashegel fietsen we de volgende dag naar het pretpark. Dat ligt hier.’
‘Durf jij echt in een achtbaan?’
‘Natuurlijk, en jij?’
‘Ja hoor, al vaker gedaan.’ Ik zei er niet bij dat ik niet meer zo’n zin had. Vorig jaar bij het schoolreisje in groep acht, was ik flink misselijk geworden. Maar als opa er per se in wilde, zou ik meegaan.’
‘De derde dag fietsen we nog een mooi stuk langs de Maas,’ ging opa verder, ‘en daarna naar huis.’
‘En denk je dat pap en mam het nog steeds goed vinden?’ vroeg ik. Mijn ouders waren enthousiast geweest over onze fietstocht, maar of dat nog zo was? Opa deed zijn pat af en streek met zijn hand door zijn haren. ‘Wij fietsen Stijn, al gaat de hele familie ervoor liggen. Daar rijden we gewoon overheen!’
‘Opa!’
‘Oké, we rijden er ómheen!’ (blz. 17)
Mag Stijn nog met zijn opa op fietsvakantie? Hoe gaat het met opa’s gezondheid?
Luister naar het begin van dit boek…
Of klik hier en ga naar het Youtube-kanaal van IkvindlezenleukMening over het boek
Recensie van Ikvindlezenleuk (Mathilde) (ouder dan 18 jaar)
Hoe kom je aan het boek?
gekregen van de uitgeverij om er een recensie over te schrijven
Wat vind je van het boek?
★★★★☆
Waarom heb je dit boek uitgekozen om te lezen?
Het boek heeft een mooie voorkant, Ik vond de tekst op de achterkant leuk, Ik heb al andere boeken van deze schrijver gelezen
Welke steekwoorden passen bij het boek?
grappig, realistisch, zielig
Staan er illustraties in het boek? Wie heeft ze gemaakt? Wat vind je van de illustraties?
Nee
Is het boek moeilijk of gemakkelijk te lezen?
Gemiddeld
Waar gaat het verhaal over?
zie hierboven
Wie is de hoofdpersoon?
Stijn is de hoofdpersoon
Zou je iemand uit het verhaal willen ontmoeten? Waarom? En wat zou je dan gaan doen?
Ik wil Stijn en zijn opa ontmoeten en een stukje meefietsen
Waar speelt het verhaal zich af?
Het verhaal speelt zich af in Nederland
Wat vind je leuk aan dit boek?
Ik vind het leuk dat Stijn en zijn opa zo goed met elkaar op kunnen schieten en samen leuke dingen doen
Wat vind je niet leuk aan dit boek?
Ik vind het zielig dat Stijns opa ernstig ziek is
Wil je nog iets anders vertellen over het boek?
Ik vind het bijzonder dat dit boek over ziekte en euthanasie gaat. Natuurlijk krijgen ook kinderen hiermee te maken. Dan is het fijn als ze dit boek kunnen lezen en merken dat zij niet de enige zijn di ehiermee te maken hebben.
Waarom moeten anderen dit boek lezen?
Dit is een mooi verhaal over een ernstige zieke opa die euthanasie wil, maar tot die tijd volop geniet van het leven en zijn kleinzoon
Voor wie zou dit een leuk boek zijn?
Dit is een mooi boek voor kinderen die houden van realistische verhalen en het niet erg vinden dat het verhaal een beetje zielig is
Wil je het boek nog een keer lezen?
Ik wil het boek misschien nog een keer lezen, Ik wil andere boeken van deze schrijver lezen