Carlo A. Martigli – Het geheim van Michelangelo (1e recensie)
Over het verhaal
Boven het beieren van de kerkklokken in de Sint Pietersbasiliek, die het middaguur sloegen, klonk het dwingende bonzen op de voordeur. Jacob van Pistoia veegde de papieren die hij net wilde ordenen bij elkaar en wierp een laatste blik op zijn leermeester. De grootste schilder en beeldhouwer allertijden: Michelangelo Buonarroti. Hij hoorde de soldaten op straat roepen.
‘Openmaken! Bevel van de paus!’
Nog voor geen honderd dukaten zou hij dat tuig binnenlaten, dat eerst het zwaard tussen je ribben stak en d n pas vragen stelde. Zijn eigen dolk, uit het jaar nul, die aan zijn broekband hing, zou hem niet veel bescherming bieden. En bovendien: hij had een opdracht te volbrengen.
‘Zorg dat deze aantekeningen nooit in verkeerde handen zullen vallen. Na mijn dood moet jij ze bewaren. Gebruik ze verstandig. Misschien zul je eraan kunnen verdienen, al kun je ze ook gebruiken om achter de waarheid te komen. Dat beslis jij, alleen jij. Met je verstand.’
Dat waren de woorden die meester Michelangelo een paar avonden geleden tegen hem had gesproken terwijl hij hem een kistje had laten zien dat uitpuilde van de paperassen. Michelangelo had aangevoeld dat hij niet lang meer zou leven, maar Jacob had niet verwacht dat het einde al zo snel zou komen. (blz. 7)
Jacob denkt niet na, maar pakt het stapeltje papier dat op tafel ligt. Hij verstopt in zijn kleren en klimt via een ladder de zolder op en daarna het dak op. Voorzichtig gaat hij ervandoor, naar zijn huis.
Toen hij weer op adem was, trok hij de stapel papieren uit zijn wambuis. Een voor een legde hij de vellen op tafel neer en spreidde ze uit. Hij stak een olielamp aan en begon ze te ordenen.
‘Meester,’ zei hij en in gedachten wendde hij zich tot Michelangelo, ‘wat is er zo bijzonder aan deze papieren? Waarom willen de soldaten ze per se hebben? Wat heb je me nagelaten?’
Tot zijn verrassing zag Jacob dat de vellen genummerd waren, dat maakte het een stuk makkelijker om ze op volgorde te leggen.
Hij begon te lezen. Het waren gedachten die Michelangelo lang geleden was begonnen op te schrijven, de datum op het eerste vel lag dertig jaar terug. Michelangelo was toen net begonnen aan zijn schetsen voor het immense altaarstuk in de Sixtijnse Kapel in Rome. Ingespannen las Jacob verder, elk woord aandachtig in zich opnemend. Door het kriebelige handschrift kostte het hem moeite. Zijn oogleden werden zwaar.
‘Even een minuutje uitrusten,’ zuchtte hij tegen zichzelf.
Hij steunde met zijn hoofd op zijn handen, de ellebogen op tafel. Zijn ogen waren vlak boven de papieren. Het leek of de letters dansten, alsof ze tot leven kwamen en zijn gezicht besprongen, alsof ze hem één voor één wilden binnendringen. Van zo dichtbij leken de letters enorm groot, ze begonnen hem feiten en gebeurtenissen in te fluisteren. De herinneringen wikkelden zich als een deken om hem heen, net als de slaap. En hij beleefde alles opnieuw… (blz. 11)
Terug in de tijd: Jacob woont bij zijn ouders in Pistao. Hij werkt in het wolbedrijf van zijn vader. Hij vindt het geen leuk werk. Jacob houdt van tekeningen en droomt ervan om daar iets mee te gaan doen. Maar hij moet later het bedrijf van zijn vader overnemen. Zijn moeder gaat proberen om zijn vader om te praten.
‘Weet je wat ik denk, Jacob? Ik denk dat dromen bestaan om ze na te jagen. Je vaders droom was de beste wolhandelaar van Pistoia te worden en met hard werken is hem dat gelukt. Hij wilde rijk worden, en ook daarnaartoe is hij hard op weg. Jij wilt schilder worden. Toch?’
Jacobs gezicht lichtte weer op. ‘Ja, moeder, ik denk dat dat is wat ik met mijn leven wil.’
‘Ik zal kijken wat ik voor je kan doen. Vanavond praat ik er met je vader over.’ (blz. 16)
Het gesprek mislukt. Jacob moet gewoon doen wat zijn vader wil. Jacob besluit weg te lopen. Na een paar weken komt hij in Rome aan. Hij kijkt zijn ogen uit in deze grote stad. Hij gaat tegen een muur zitten en begint te tekenen wat hij ziet. Een langslopende man ziet hem tekenen en vertelt dat alle schilders in de grote kapel zijn. Jacob gaat op zoek naar deze kapel. Jacob krijgt nauwelijks de kans om rond te kijken voordat een boze stem hem zegt dat hij weg moet gaan. Tijdens het weglopen struikelt hij waardoor zijn tekening op de grond valt. De man met de boze stem raapt de tekening op. Hij gelooft niet dat Jacob deze tekening heeft gemaakt en daagt hem uit om ter plekke een tekening voor hem te maken.
Hij legde het vel op een tafel die bijna volledig schuilging onder papieren en hield met zijn linkerhand zijn rechterhand vast, in de hoop die zo steun te geven. De schaduw van de man viel over hem heen. Hij voelde zijn adem in zijn nek. Het was duidelijk dat hij het Jacob extra moeilijk wilde maken. Met het zweet op zijn hoofd slaagde Jacob erin om zijn rechterhand met de linker te leiden. Eerst nog wat stijfjes, maar vervolgens steeds vloeiender totdat hij helemaal rustig was en de tekening geleidelijk aan vorm kreeg. De houten balken en de steigers in de kerk leken een doolhof dat aan de fantasie van een gek ontsproten was. Maar toch zat er voor Jacob een systeem in. Tussen al dat hout schetste hij een paar gezichten van de werklui. Sommige ingespannen aan het werk, andere in de verte starend. Een van de gezichten die hij zag, raakte hem. Het leek op dat van de engel met de mysterieuze blik op een van de fresco’s in de kathedraal van Pistoia, zijn doopkerk. Een engel met een marmerwitte huid.
Hoe lang hij al zat te tekenen, wist hij niet, maar net toen hij vond dat het klaar was, werd het papier van tafel gegrist. Hij voelde een hand op zijn schouder.
‘Waar heb je zo leren tekenen?’
‘Nergens. Ik weet het niet. Ik teken gewoon graag.’
‘Ben je al ergens in de leer?’ (blz. 29)
Jacob wordt aangenomen als leerling-schilder. Zijn baas is Michelangelo. Michelangelo is bekend in heel Italië. Hij is een belangrijk schilder en is nu bezig om de Sixtijnse kapel te beschilderen. Het voelt voor Jacob als een droom. Elke dag leert hij meer over tekenen, schilderen, verf mengen.
Op een dag moet hij bij Michelangelo thuis een pakketje komen ophalen. Dat pakketje moet hij naar iemand anders brengen. Hij mag er niemand over vertellen. Wat voor geheimen heeft Michelangelo?
Mening over het boek
Recensie van Ikvindlezenleuk (Mathilde) (ouder dan 18 jaar)
Hoe kom je aan het boek?
als recensieboek gekregen van uitgeverij La Zeta
Wat vind je van het boek?
★★★☆☆
Waarom heb je dit boek uitgekozen om te lezen?
Ik vond de tekst op de achterkant leuk
Welke steekwoorden passen bij het boek?
avontuurlijk, geheimzinnig, spannend, verrassend
Staan er illustraties in het boek? Wie heeft ze gemaakt? Wat vind je van de illustraties?
nee
Is het boek moeilijk of gemakkelijk te lezen?
Gemiddeld
Waar gaat het verhaal over?
zie hierboven
Wie is de hoofdpersoon?
de hoofdpersoon is Jacob van Pistoa
Zou je iemand uit het verhaal willen ontmoeten? Waarom? En wat zou je dan gaan doen?
ik wil Michelangelo wel ontmoeten en zien hoe hij aan het schilderen is
Waar speelt het verhaal zich af?
in Rome in de 16e eeuw
Wat vind je leuk aan dit boek?
ik vind het leuk dat het verhaal in de 16e eeuw speelt en dat je Michelangelo, de beroemde schilder, ontmoet
Wat vind je niet leuk aan dit boek?
soms is het verhaal wat traag
Wil je nog iets anders vertellen over het boek?
nee
Voor wie zou dit een leuk boek zijn?
voor iedereen vanaf 10 jaar die houdt van spannende geschiedenisverhalen
Wil je het boek nog een keer lezen?
Weet ik niet