Maandag 3 april 2023
Vandaag reisde ik af naar Friesland voor een interview met Lida Dijkstra. Lida was van 2020 t/m 2022 de eerste Berneboeke-ambassadeur, oftewel de Friese Kinderboekenambassadeur.

Interview
Hoe was het om de eerste Berneboeke-ambassadeur te zijn?
Het was een fantastische klus. Ik mocht het concept naar eigen inzicht uitwerken, en heb gekozen voor heel veel schoolbezoeken (zo’n 150 in totaal) en het ontwikkelen van een leeskoffer met tien titels waarbij ik uitgebreide lesbrieven heb geschreven. Met vijf gemeentes heb ik een mooie samenwerking kunnen aangaan. Zij gaven de leeskoffer cadeau aan hun scholen, waar ik vervolgens een schrijversbezoek aflegde. Ik ben op grote scholen geweest, maar ook op minischooltjes die nog net boven de bestaansnorm van 23 leerlingen zaten..Soms lag een school verstopt achter bebouwing, en moest ik hem echt zoeken. Ik heb Friesland extra goed leren kennen. Ik vond het een voorrecht om al die kinderen en leerkrachten te ontmoeten.
Geen school is hetzelfde. Van al die bezoeken word je heel praktisch: ik heb geleerd om altijd reserveboekenleggers bij me te hebben, en ook boeken voor alle leeftijden. Soms stond ik opeens voor groep 3, terwijl ik groep 8 op papier had.
Nu is Tialda Hoogeveen de Berneboeke-ambassadeur. Voor mij is het wel fijn dat ik nu weer meer tijd heb om te schrijven.
Ben je bezig met een nieuw boek?
Ik ben bezig met een historisch boek in de traditie van Schaduw van Toet, maar dit boek speelt zich af in de Middeleeuwen en in een ander land. Door mijn onderzoek sta ik versteld van de rijkdom van dit onderwerp. Er komt zoveel informatie boven tafel, dat vind ik fascinerend.
Hoe bepaal je het onderwerp voor een boek?
Een onderwerp voor een nieuw boek bepaal ik in overleg met de uitgeverij. Ik heb ideeën en zij ook. Tijdens een brainstormsessie in Amsterdam komen we daar samen uit. Het onderwerp voor Schaduw van Toet zat al jaren in mijn hoofd, maar ik was er nog niet aan toegekomen het uit te werken.
Hoe lang doe je over een boek?
Aan Schaduw van Toet heb ik zeker een half jaar geschreven en daarvoor zo’n twee maanden research gepleegd. Het lastige aan dit soort onderwerpen is om een balans te vinden tussen historische werkelijkheid en een meeslepend verhaal voor de doelgroep.
Hoe is het samenwerken met een illustrator?
Meestal wordt een illustrator gekozen in overleg met de uitgeverij. Voor Het beest met de kracht van tien paarden heb ik Djenné Fila voorgedragen aan Luitingh-Sijthoff. Ik ontdekte haar werk in het tijdschrift BoekieBoekie. Wanneer ik tijdens mijn research mooi beeldmateriaal tegenkom stop ik dat in een mapje in mijn computer. Dat mapje stuur ik later door naar Djenné. Ze hoeft hier niets mee te doen, maar dan weet ze waar mijn tekst vandaan komt.
Bij een prentenboek is er vaak in een eerder stadium al overleg over de illustraties. Soms kan er best veel overleg zijn tijdens het maken van zo’n boek.
Als ik schrijf ontstaat er een beeld in mijn hoofd. Dat beeld probeer ik over te brengen aan de illustrator. Natuurlijk heeft die illustrator op zijn beurt weer een eigen interpretatie van dat beeld en het verhaal. Een goede illustrator maakt een boek beter.
Welk personage uit je eigen boeken zou je in het echt willen ontmoeten?
Ik zou naar het Londen van 1873 willen om daar de schilder Lourens Alma-Tadema te ontmoeten. Voor een tentoonstelling over zijn werk in het Fries Museum mocht ik een kinderboek schrijven. Als hoofdpersoon koos ik Laurence, een van zijn dochters. Alma-Tadema maakte furore in Londen met zijn classicistische schilderijen. Ik zou hem willen spreken en vertellen hoe beroemd hij is geworden. In Londen had hij speciale persdagen. Zijn rijkversierde huis is door journalisten gedetailleerd beschreven. Als je sommige verslagen leest, is het alsof je door zijn villa wandelt. Vandaar de naam van het kinderboek, Wonen in een schilderij.
Lees je recensies over je boeken?
Ja, het algoritme van de social media draagt zulk materiaal meteen aan. Het is natuurlijk niet leuk om negatieve recensies te lezen, helemaal als beweringen over het boek niet kloppen. Recensenten gaan er soms te snel vanuit dat de gegevens op bijvoorbeeld Wikipedia kloppen, en nemen theorieën of aannames dan voor feiten aan.
Schrijf je elke dag?
Ik schrijf, als ik niet een school of bibliotheek bezoek, elke dag zo ongeveer van negen tot twee, drie uur. Ik probeer minimaal duizend woorden per dag te schrijven. Ik zit dan in mijn schrijfkamer. Soms schrijf ik minder, omdat ik ook veel onderzoek doe voor mijn boeken.
Ik schrijf voor verschillende leeftijden en vind de afwisseling hiervan leuk, zowel in onderwerp als in schrijfstijl. Tijdens het schrijven werk ik vooral vanuit mijn eigen gevoel, hoewel ik wel een doelgroep in mijn hoofd heb. Vooraf denk ik na over de personages en hun karakters. Mijn historische fictie spreekt vooral de wat betere lezers aan. Ik vind het ook leuk om achteraf lesmateriaal en verwerkingsopdrachten bij mijn boeken te schrijven.
Soms krijg ik tijdens het schrijven een goed idee waar ik iets mee wil gaan doen. Ik schrijf niet altijd chronologisch, dus in een logische tijdsvolgorde, maar pas ook flash-backs toe of breng lagen aan in mijn boeken. Bij De ring van Salomo wist ik aan het begin van het boek al hoe het zou aflopen, dus heb ik het einde het eerst geschreven.
Meestal vind ik het boek waar ik mee bezig ben minder dan mijn vorige werk. Pas later, als ik wat afstand heb kunnen nemen, zie ik dat anders. Het aanvankelijke idee in mijn hoofd lijkt niet altijd overeen te komen met wat ik schrijf.
Tijdens het schrijven heb ik geen muziek aan. In een stille omgeving kan ik beter nadenken. Ik hou niet van afleiding.
Er zijn wel een paar boeken van mezelf waar ik extra trots op ben. Dat zijn mijn historische jeugdboeken, maar bijvoorbeeld ook De letterfretter, een boek met gedichten waarin alle Friese klinkers en klinkercombinaties worden gebruikt. Een leuke manier om spelenderwijs de Fryske ien-, twa- en trijelûden te leren.
Wat doe je als je niet schrijft?
Mijn man en ik hebben een grote tuin waar veel werk in gaat zitten. Verder vind ik het leuk om naar het theater of naar musea te gaan. Ik ben regelmatig in Utrecht, want daar woont onze dochter.
Hou je van lezen?
Ja, maar ik lees niet voor mijn plezier als ik zelf aan een boek schrijf. Dan lees ik alleen voor onderzoek. Als een boek af is, neem ik weer tijd om te lezen, en dan vooral kinderboeken. Het laatste boek dat ik las? Dat was de voorleesbundel Draaistuk!, bedoeld voor docenten Nederlands en leerlingen in het vmbo. Er staan mooie fragmenten uit jeugdboeken in.
Las je vroeger veel?
Ja, mijn lievelingsboek was Tutte mei de Linten, een Fries boek met nonsensrijmpjes van Diet Huber. Het was voor mij als zevenjarige voor het eerst dat ik een boek in het Fries las. Ik leende het van een vriendinnetje en ik heb het zelf pas gekocht toen ik 30 jaar was. Als zevenjarige schreef ik zelfs verhaaltjes met de hoofdpersonen uit dit boek, zo dol was ik er op. Een soort fan-fiction, dus.
Wil je nog iets vertellen wat ik niet heb gevraagd?
Ik ben toegetreden tot de Schrijvers van de Ronde Tafel dat is een collectief van schrijvers van historische verhalen. In september ben ik met mijn collega’s te vinden tijdens het jaarlijkse weekend in het Archeon.