Marte Jongbloed – Gevaarlijk water (1e recensie)
Over het verhaal
Het gebeurt wel vaker dat het hard waait. Het fluiten van de wind om het huis is een bekend geluid in Zeeland. Maar nu fluit de wind niet. Hij beukt. Het huis lijkt in de weg te staan van een grote, onzichtbare reus. Maarten probeert zich te concentreren op zijn huiswerk. Hij moet voor school een opstel maken over iets wat hij echt heeft meegemaakt. Zijn verhaal gaat over zijn opa die vorig jaar is gestorven. Het is eigenlijk vreemd wat woorden kunnen doen. Het stukje over de begrafenis is zo goed gelukt dat Maarten bijna echt moest huilen toen hij het nalas. Opa was al heel erg oud en in de war toen hij stierf. Maarten durft het nauwelijks toe te geven, maar hij was eigenlijk niet zo verdrietig toen zijn opa doodging. In zijn verhaal heeft hij alles iets erger gemaakt dan het eigenlijk was.
‘Jullie moeten maar gaan,’ zegt Maartens moeder. ‘Met dit weer ben je langer onderweg.’
Maartens zus, Janna, propt snel nog een halve boterham naar binnen. Maarten schrijft de laatste zin op en blaast over het papier. Zo droogt de inkt sneller.
‘Ik vraag me eigenlijk af of school wel doorgaat,’ zegt zijn moeder terwijl ze weer naar buiten kijkt.
‘Natuurlijk wel,’ zegt Maarten. ‘Binnen stormt het niet.’ Hij stopt zijn huiswerk in zijn schooltas en doet de deur open. De deur slaat bijna in zijn gezicht. Hij moet twee handen gebruiken om hem open te doen.
Maarten en Janna lopen tegen de wind in. Ze buigen allebei voorover zodat ze er minder last van hebben. In de verte ziet Maarten zijn klasgenoot Arie lopen. Arie heeft een arm om zijn kleine broertje Willem geslagen om hem te beschermen tegen de windvlagen. (blz. 3)
Het is zaterdag 31 januari 1953 en het stormt in Zeeland. Maarten en Janna komen door de storm met moeite op school aan. Het is rustig op school. Kinderen die verder weg wonen zijn vandaag thuis gebleven. Als Maarten uit school komt moet hij snel een boterham eten en dan zijn vader helpen. Die is op de dijk met andere mannen bezig om vloedplanken neer te zetten. De storm gaat de komende uren harder worden en er komt hoogwater aan. Ondertussen sjouwen Maartens moeder en Janna meubels naar zolder. Als het water hun huis in komt worden de meubels niet nat.
Omdat er zoveel lawaai buiten is, duurt het lang voor Maarten in slaap valt. Als hij eindelijk slaapt, droomt hij over Geertje. Ze staat midden in een weiland en roept naar hem. Dan hoort hij ineens de kerkklok luiden. De klokken luiden zo hard dat hij Geertje niet meer kan verstaan.
‘Maarten, wakker worden!’ Dat is niet Geertjes stem, maar die van zijn moeder. Meteen zit Maarten rechtop in zijn bed. De kerkklokken hoort hij nog steeds. Die heeft hij dus niet gedroomd. De klokken luiden echt!
‘Je moet je bed uit,’ zegt zijn moeder. Haar stem bibbert een beetje. ‘Je moet je warm aankleden, Maarten. Het water is er. We moeten de zolder op. Ik ga Janna helpen. Kom je snel?’
Maarten springt meteen zijn bed uit. Hij wil de lamp aandoen, maar die doet het niet. Op de tast trekt hij snel zijn broek aan en een dikke trui. Dan kijkt hij uit het raam. Hij weet niet zeker of hij het wel goed ziet in het donker. Het water lijkt vlak onder het raam van de benedenverdieping te staan. Hij loopt vlug de gang op.
Daar staat zijn vader met een lantaarn in zijn hand. Hij lijkt op een soort spook in dat rare licht. ‘De elektriciteit is uitgevallen,’ zegt hij.
Janna staat er ook. Zij heeft een trui en een vest aan en zo te zien draagt ze twee rokken over elkaar heen. Ze ziet er veel dikker uit dan ze eigenlijk is.
‘Heb je naar buiten gekeken?’ vraagt Janna aan Maarten. ‘Ik kon niet veel zien.’
‘Het water staat heel erg hoog,’ zegt hij. ‘Maar ik kon niet goed zien hóé hoog.’
‘Ik ga zo kijken hoe erg het is,’ antwoordt vader. ‘Maar nu moeten jullie eerst naar boven.’
Moeder gaat voorop de zolder op. Zij heeft ook een lantaarn vast, en ze heeft een kamerplant in haar andere hand.
‘Ik ben zo terug,’ zegt vader. (blz. 14)
Ze gaan naar zolder. Het duurt een tijdje voordat Maartens vader ook naar zolder komt. Het water staat hoog buiten, tot aan de vensterbank. Hij vertelt dat de stroming van het water buiten sterk is en dat er van alles rond het huis drijft. De hele nacht blijven ze op zolder zitten. Als het licht wordt zien ze dat het huis aan de overkant bijna geen muren meer heeft. De overbuurvrouw staat op het dak van het huis. Ze zien dat er al meerdere huizen uit de straat verdwenen zijn. Het water in hun huis komt steeds hoger. Dan komt er een bootje langs en Maarten kan als enige mee met dit bootje.
Maarten roeit zo hard hij kan. De slager roeit met de andere roeispaan. Echt warm wordt Maarten er niet van. Zijn spieren zijn stijf en stram van de kou. ‘Waar gaan we heen?’ vraagt hij.
De slager weet het niet precies. ‘Ergens moeten we weer aan land kunnen,’ zegt hij. ‘Het water moet toch ergens ophouden.’ (blz. 22)
Het voelt alsof Maarten al uren aan het roeien is. Uiteindelijk komen ze bij een dijkje waar meer bootjes liggen. Het is vanaf de dijk niet ver naar het huis van oom Laurus. Daar gaat Maarten heen. Het huis van oom Laurus staat nog droog. Maarten mag de boot van zijn oom lenen. Met de boot roeit Maarten terug richting zijn eigen huis. Zal Maarten zijn familie kunnen redden?
Voorleesfragment
Bij dit boek is een voorleesfragment gemaakt. Klik op het plaatje hieronder om het begin van het boek te horen.Of klik hier om naar mijn YouTube-kanaal te gaan.
Mening over het boek
Recensie van Ikvindlezenleuk (Mathilde) (ouder dan 18 jaar)
Hoe kom je aan het boek?
recensieboek gekregen van uitgeverij Luitingh-Sijthoff
Wat vind je van het boek?
★★★★☆
Waarom heb je dit boek uitgekozen om te lezen?
Het boek heeft een mooie voorkant, Ik vond de tekst op de achterkant leuk, Ik heb al andere boeken van deze schrijver gelezen
Welke steekwoorden passen bij het boek?
avontuurlijk, realistisch, spannend, zielig
Staan er illustraties in het boek? Wie heeft ze gemaakt? Wat vind je van de illustraties?
nee
Waar gaat het verhaal over?
zie hierboven
Wie is de hoofdpersoon?
Maarten is de hoofdpersoon
Zou je iemand uit het verhaal willen ontmoeten? Waarom? En wat zou je dan gaan doen?
nee, ik wil niemand ontmoeten
Waar speelt het verhaal zich af?
in het dorp waar Maarten woont
Wat vind je leuk aan dit boek?
ik vind het leuk dat het verhaal gebaseerd is op waargebeurde dingen
Wat vind je niet leuk aan dit boek?
ik vind het niet leuk dat Maarten en zijn familie hun huis en spullen kwijt raken door het hoge water
Wil je nog iets anders vertellen over het boek?
het is dit jaar 70 jaar geleden dat deze watersnoodramp plaats vond
Voor wie zou dit een leuk boek zijn?
Voor kinderen vanaf 10 jaar die houden van (waargebeurde) geschiedenisverhalen
Wil je het boek nog een keer lezen?
Ik wil het boek misschien nog een keer lezen, Ik wil andere boeken van deze schrijver lezen